Synthetische samenvatting van de interventie van Jiso Giuseppe Forzani bij de ontmoeting die zich in de Soto-Zentempel La Gendronnière afspeelde ter gelegenheid van de sluitingsceremonie van de ango [periode van training voor de geestelijkheid van de Soto Shu] die ter plekke gehouden werd van 15 september tot 10 december 2007.
[De ontmoeting, “Meeting of Teachers” genoemd, vindt plaats in de grote zaal van het hoofdgebouw van de tempel La Gendronnière in de buurt van Blois, in Frankrijk, van 9.00 tot ongeveer 11.00 uur op maandag 10 september, met het doel de balans op te maken omtrent het verloop van de net beëindigde periode van ango en ten opzichte van de toekomstige vooruitzichten voor soortgelijke initiatieven.]
Aanwezigen:
Inamura Genshu, directeur van het Centre Européen du Bouddisme Zen Soto (Yoroppa Kokusai Fukyo Sokan) – docho van de ango, Japan.
Akiyama (?), kokusai fukyoshi, op dit moment woonzaam in Santa Rosa(?) in Californië (USA) – dokan van de ango, Japan.
Yokoyama Taiken, administrateur van het Centre Européen du Bouddisme Zen Soto – kanshi van de ango, Japan.
Raphael Doko Triet, dendo kyoshi, president van de AZI en van de Franse Boeddhistische Unie, directeur van de tempel Seikyuji in Spanje en van zengemeenschappen in Portugal en Spanje, Frankrijk.
Pierre Dokan Crepon, dendo kyoshi, directeur van het zencentrum in Vannes, Frankrijk.
Jean-Pierre Taiun Faure, dendo kyoshi, directeur van de tempel Kanshoji in Limoges, Frankrijk.
Denis Kengan Robert, dendo kyoshi, directeur van de tempel Doshinji in Blois, Frankrijk.
Katia Koren Robel, dendo kyoshi, Parijs, Frankrijk.
Giuseppe Jiso Forzani, kokusai fukyoshi, vertegenwoordiger van de Stella del Mattino, Italië.
Junko san, tolk – tempel Kanshoji, Limoges, Frankrijk.
Eveneens aanwezig zijn twee Japanse functionarissen van de Soto Shu Shumucho in Tokyo.
Interventie van Jiso G. Forzani
Daido M. Strumia en Yushin M. Marassi, die niet bij de ontmoeting aanwezig waren, kunnen zich volledig vinden in de interventie van Jiso, wiens argumenten uitgebreid gezamenlijk besproken zijn voor zijn vertrek naar Frankrijk.
Bij aanvang zegt hij nota te nemen van de unanieme tevredenheid, van het feit dat het een historische gebeurtenis is geweest en van de geest van harmonie (wago), die iedereen gevoeld en opgemerkt is. Juist daarom, omdat men bezig is geschiedenis te schrijven en in de geest van de algemene harmonie, acht hij zich verplicht de eigen kritische opmerkingen duidelijk te maken, als een concrete bijdrage aan de gemeenschappelijke inspanning: hij heeft met opzet niet deelgenomen als instructeur, omdat hij het niet eens is met de algemene opzet van de ango, maar beschouwt de kritiek een wezenlijke bijdrage, en dat de geest van harmonie geen kritiekloze, unanieme instemming betekent, maar een vrije expressie van standpunten, niet in functie van conflicten maar van samenwerking. Juist daarom en juist bij deze gelegenheid is hij gekomen om in het openbaar zijn eigen standpunt te verduidelijken, zodanig dat het een element van publieke belangstelling en confrontatie vertegenwoordigt. Na de verklaringen van succes van de eerste ango genoteerd te hebben, gaat deze in het archief en moet men aan de toekomst denken. De kritische opmerkingen beslaan drie punten:
1. De opzet, de modaliteiten, de organisatie, het beheer, alles is beslist door Japanse inbreng naar Japans model. Er is geen enkele samenwerking geweest tussen Japanners en Europezen, terwijl het toch iets betreft, dat door eenieder beschouwd wordt als een belangrijke gebeurtenis voor het lot van de zen in Europa. Er is een gebrek geweest aan communicatie en aan samenwerking, wat niets goeds zegt over de toekomstige ontwikkelingen. Wat in Japan telt, is overeenstemming te bereiken van de consensus over een van het begin af aan vaststaand programma: de Europese geest is geheel en al anders: hier verovert men de consensus door middel van de directe en open confrontatie. Als men de waarde hiervan niet oppikt, heeft het geen zin om net te doen of men de dingen doet in Europa voor Europa. Bovendien bestaat op dit moment het Europese kantoor dat de ango heeft georganiseerd uit twee personen (Imamura en Taiken), die de Europese realiteit kennen, buiten de Japanse, en die bij vele gelegenheden een gevoeligheid jegens de Europese problematiek hebben getoond. Hun tijd is bijna ten einde: vanaf volgend jaar zullen nieuwe Japanse functionarissen benoemd worden, die niets anders kennen dan de Japanse realiteit. We zullen dus steeds meer aan de genade van beslissingen, die in Japan genomen zijn door personen die niets van de Europese werkelijkheid weten, overgeleverd zijn.
2. Het gebruikte model voor deze ango is dat van de Japanse senmon sodo. Dit model kan dan ook geschikt zijn voor Japan en voor de Japanse Soto zen shu, maar dat is het zeker niet voor Europa.
Deze ango is in allerijl georganiseerd, ondanks dat men in mei 2007 tijdens de vergadering in Parijs besloten had om daarmee minstens tot 2008 te wachten: deze manier van handelen wijst erop dat de beslissingen ergens anders genomen zijn en dat de marge van tussenkomst van de kant van de Europeanen zonder enige waarde is. De Sotoshu shumucho reproduceert slechts de modellen waaraan het gewend is en die gevormd zijn naar de Japanse behoeften, die onvergelijkbaar zijn met die in Europa. Niemand kan toch denken dat het de bedoeling is om het systeem van de Japanse Sotoshu, die gebaseerd is op de danka en het overgaan van de tempels van vader op zoon, in Europa over te planten. In Japan worden de toekomstige monniken al in een tempel geboren en het kan ook zijn dat deze opvoeding vormend is voor een zeker soort rol: daarom kunnen enkele maanden of een jaar van sodo al genoeg zijn om het chrisma van de voltrokken vorming te geven. Maar in Europa bestaat dit alles niet en niemand wenst zich dat de zaken die richting op gaan.
3. Men moet zich dus afvragen wat voor zin deze ango hebben. Als ze op de een of andere manier moeten dienen om de bereikte bekwaamheid van “zen onderwijzen” te bekrachtigen: wie spreekt, is geheel en al tegenstrijdig in zo’n geval. Men vraagt zich dan ook af op basis van welk criterium men de bereikte rijpheid van een persoon voor het onderwijzen van de zen kan vaststellen: in enkele maanden is het zeker niet mogelijk om personen op te leiden tot een “zenleven”. Men kan deze ango best houden, maar zonder enig certificaat van welk soort dan ook te verstrekken. Integendeel: in Japan is er een hele serie van rangen en niveau’s die de priesters onderscheiden op basis van de duur van het verblijf in de senmon sodo en andere parameters: het is wenselijk dat zulke differentiaities niet in Europa worden ingevoerd en dat men geen hierargische clerus creëert. Men stelt dus de afschaffing voor van welke geestelijke klooster-rang dan ook voor wat betreft Europa.
Ter conclusie nodigt men uit om na te denken over het feit dat, zoals anderen in andere gevallen al hebben opgemerkt, de moeite die veel Europeanen zich getroosten om zen te praktiseren, een bijdrage kan leveren, ook aan de vernieuwing van de Japanse zen: en dus in plaats van slaafs modellen te kopiëren, zou het wellicht nodig zijn om andere manieren van uitwisseling te vinden. Met de hoop dat deze opmerkingen begrepen worden voor wat ze zijn, geen kritiek op zich, maar positieve bijdragen.
Aantekening in de kantlijn: gedurende de slotceremonie wordt aan de angosha, oftewel de 11 die als student de periode van vorming hebben gevolgd, een certificaat van deelname uitgereikt – het certificaat is in het Japans geschreven, wordt in het Japans gelezen en mondeling vertaald door een medewerker – de datum van het certificaat is die van 15 december maar de ceremonie speelt zich in werkelijkheid af op de 10de door dringende verplichtingen van enkele personen: zo hoort men het vreemde gezegde “vandaag, 15 december…” terwijl het “vandaag” de 10de is – en niet minder merkwaardig is het verkondigde jaar niet 2007, volgens de telling die in Europa al enige duizenden jaren in zwang is, maar “Heisei jaar 19”, naar Japans gebruik.
Se volete, lasciate un commento.
You must be logged in to post a comment.